Werkbijeenkomst: Werken aan community art (in twee aktes)
Het Community Art Netwerk Noord-Nederland zet zich in voor community art in de Noordelijke provincies. Inmiddels zijn er zes bijeenkomsten in de drie provincies geweest (hier vind je de verslagen). Met deze bijeenkomsten is een mooie aanzet gegeven tot een sterk netwerk van ondersteuningsinstellingen, overheden en makers, om in de toekomst samen succesvolle community-artprojecten van de grond te krijgen. Dit is gebeurd door deuren open te gooien en elkaar te bezoeken, kennis te maken met lokale makers en hun projecten, van elkaar te leren én elkaar te inspireren. Vandaag op de werkbijeenkomst is het tijd om handen en voeten te geven aan de intenties uit de voorgaande sessies.
“Die hard community art van Noord-Nederland zit hier.” Dat stelt Boris Brink van K&C, die de dag opent. Vanuit de vorige bijeenkomsten is een e-mailbestand van meer dan driehonderd namen opgebouwd; driehonderd betrokken personen die vanuit hun eigen professie mee hebben gedacht over community art in Noord-Nederland. Een mooi resultaat. Vandaag zijn dertig gedreven makers, welzijnswerkers, beleidsmedewerkers en fondsen afgekomen op de werkbijeenkomst. Boris: “Het thema vandaag is tussenruimte. We hebben geprobeerd een ruimte te creëren waar iets zou kunnen ontstaan. Een perfecte niet-plek, zonder grenzen en met net genoeg kaders om te weten wat je kan, maar weinig genoeg om ook echt iets te kunnen.”
Akte 1: Een theoretisch kader om kaderloos te werken
Hanka Otte is de eerste spreker van de dag. Voor haar promotieonderzoek aan de RuG deed zij onder meer onderzoek naar community art in Drenthe. En dan specifiek naar de samenhang tussen kunst, sociale cohesie en cultuurbeleid. Belangrijk voor haar: “Kunst kan direct aan de samenleving raken, door een slinger te geven aan bestaande zingevingsprocessen.” Met haar goed onderbouwde inzichten geeft Hanka een inspirerende eerste slinger aan de dag. (Lees hier een uitgebreid artikel van Otte en Gielen over dit onderwerp).
Van community art naar commoning art
Hanka Otte introduceert een nieuwe term. Ze ziet een verschil tussen community art en commoning art. “Community art richt zich op het sociale, maar dat sociale gaat dan toch vooral één richting op, bevestigt toch vaak de bestaande maatschappelijke orde. Bij commoning art ligt dit anders. ‘Commoning art’ richt zich niet alleen op het sociale, maar ook op het politieke (in de zin van vormgeven aan de samenleving). Daar is ruimte voor door zich op een andere manier, los van overheid en markt, te organiseren. Terwijl community art zich veelal richt op een gemeenschap op basis van gelijkenissen, kunnen deelnemers aan een commons heel verschillend zijn, maar zit hun gedeeld belang in het verdedigen en produceren van gemeenschappelijke hulpbronnen.”
Baas in eigen gebruik
Het allerbelangrijkste volgens Otte bij commoning art: “Het beheer gebeurt samen. Op deze manier wordt eigenaarschap binnen de gehele gemeenschap gevoeld, wat van cruciaal belang is voor de geslaagdheid van een project.” Hanka illustreert het met een voorbeeld: “In vroeger tijden behoorde het gras bijvoorbeeld tot de commons. Herders bespraken onderling wie wanneer graasde op het veld. Ze moesten zelf beheren, delen en afspraken maken. In commoning art werkt het hetzelfde. Een project dat maatschappelijk gedragen wordt, heeft veel meer kans van slagen. De kern van haar verhaal is dat in community-artprojecten veelal de politieke waarde van kunst niet tot zijn recht komt. Daarmee bedoelt ze niet partijpolitiek, maar politiek in de zin van Rancière: vormgeven aan de samenleving. Kunst kan daarbij volgens Rancière een belangrijke rol spelen, doordat het het onzichtbare zichtbaar maakt. Ze illustreert dit met enkele voorbeelden.
Een leuk idee, maar van bovenaf uitgevoerd
Uit het sterke betoog van Hanka blijkt dat een project vanaf de grond opgebouwd moet worden (bottom up). Een voorbeeld van een top-down project is volgens Otte het community art project ‘Ontroerend Goed’. De situatie: in de gemeente Abcoude wordt een spoorwegtunnel aangelegd. Dit betekent echter wel dat een rij volkstuinhuisjes moet verdwijnen. Ida van der Lee wordt gesubsidieerd om een afscheidsritueel vorm te geven voor de bewoners, om op deze manier het verdwijnen van de huisjes een plek te geven. Achteraf werd het project bekritiseerd door BAVO, omdat het eerder als een pleister op de wonden werkte op beslissingen die allang genomen zijn, dan dat het mensen betrekt bij de besluitvorming rondom publieke ruimte (de tuinhuisjes hadden reeds plaats gemaakt voor de spoorwegtunnel.”
Wat is dan commoning art?
Otte geeft ook voorbeelden van commoning art. “Overal in de wereld poppen artistieke initiatieven op die het anders willen doen omdat ze niet binnen de huidige cultuurpolitieke doxa passen, of eenvoudigweg omdat ze het anders moeten doen omwille van bezuinigingen of gebrek aan private interesse. Kunstenaars die zich wars van de gereguleerde beleidskaders dan toch op het politieke terrein begeven komen daardoor vaak in de liminale zone van het civiele domein terecht, een grijze zone tussen markt en overheid: de commons.” Bij deze theorie geeft ze meerdere voorbeelden, waarbij het volgende voorbeeld uit Napels illustratief is voor commoning art.
Een gedeeld theatergebouw
“In Napels staat een oud theatergebouw. Deze plek is een culturele commons geworden. In l’Asilo, zoals het theater heet, wordt op horizontale wijze door iedereen die dat wil in Napels, gezamenlijk bepaald wat er in het cultuurgebouw wordt gemaakt en getoond. Iedereen beslist mee over wie er gebruik mag maken van de vele werkplaatsen en ateliers van de zalen. Elke maandag zijn alle inwoners van Napels welkom bij de ‘assembly’, de wekelijkse bijeenkomst. Op deze assembly wordt bepaald wat er gaat gebeuren die week. En alles mag. Zo is er plek voor topregisseurs, debatten, de carnavalsverenging en ga zo maar door. Een prachtige plek, waar ruimtes, materialen en kennis worden gedeeld.” Otte laat met dit voorbeeld zien hoe kunstenaars, creatieven zich volgens de commons kunnen organiseren. In Napels is er zelfs een wethouder van de commons, die heeft geholpen bij nieuwe regelgeving om zulke bijzondere constructies te kunnen ondersteunen.
Otte besluit: “Een beleid dat commoning art ondersteunt, is een bottom-up beleid. Een beleid dat wel kaders geeft, maar daarbinnen de kunstenaar autonoom zijn werk laat doen. Op zijn beurt is het belangrijk dat de kunstenaar zich werkelijk verdiept in zijn of haar publiek, om met zijn of haar kunst de nodige vragen te kunnen stellen.”
Akte 2: De praktische uitvoering van het theoretisch kader
Tweede spreker van de dag: het kunstenaarscollectief Rooftoptiger uit Antwerpen. Zij leven ‘participatieve kunst’ (participatieve kunst is hetzelfde als ‘community art’ maar de Belgen zijn wat zuiniger op de Nederlandse taal). Op onnavolgbare wijze laten zij in hun volledige werkwijze zien dat een ‘bottom up’-benaderingswijze in de praktijk ook daadwerkelijk haar vruchten afwerpt.
Onze gemeenschap krijgt vorm
Als verbroederend begin van het middagprogramma leiden zij iedereen naar de lunchtafel.
Hier hebben zij ieders meegebrachte lunchpakketje (dit stond op de uitnodiging vermeld!) in een collage uitgestald. Met stickers zijn de namen van alle deelnemers zichtbaar. De Rooftoptigers praten de groep geanimeerd door hun gedachtegangen bij het maken van deze collage. Er zijn groepen van lunchpakketjes gemaakt op basis van kleur (“de gele banaan van Willey kleurt goed bij de rode tupperwaredeksel van de pastasalade van Marga.”) en op andere uiterlijke kenmerken (“de twee verfrommelde pakketjes aluminiumfolie móéten toch wel familie zijn?!”). Na deze vermakelijke en verbroederende groepsactiviteit volgt ineens het hoge woord: “Een ieder wisselt van lunch met degene waar jouw lunchpakketje mee is gegroepeerd en je nuttigt de lunch samen.” Dankzij deze ene activiteit wordt een hechte band gesmeed. Simpel en effectief. Kanttekening: niet iedereen wisselt van lunch.
Community art vormgeven: een kunst op zich
Buiten start na de lunch daadwerkelijk de tweede akte. Op een groot speelbord worden alle deelnemers als pionnen neergezet. Kunstenaars, welzijnswerkers, beleidsmedewerkers en fondsen vormen de vier hoeken van het speelveld. Iedereen mag een belangrijke (voor)waarde opschrijven die betrekking heeft op participerende kunst. Vervolgens worden de papiertjes verdeeld rondom het speelbord. Iedere aanwezige heeft drie plekken op het bord te vergeven. Nadat iedereen zijn persoonlijke voorkeur heeft geuit door een of meerdere papiertjes te verschuiven, ontstaan er vier voorwaarden die duidelijk de voorkeur hebben binnen onze gemeenschap. Dit zijn:
- Betekenisvolle ontmoetingen
- Kunstenaars betrekken bij inrichting openbare ruimte
- Bottom up
- De verrassing, het onverwachte gebeurt in jouw wijk, straat of stad, zichtbaar en met respect voor ieder die erbij betrokken is.
Dan volgt de mededeling: “Jullie gaan aan de slag! Dit zijn jullie (voor)waarden, bedenk een mogelijk participerend kunstproject.” In vier samengestelde groepen van makers, beleidsmedewerkers, welzijnsmedewerkers en fondsbeheerders worden we op pad gestuurd, met de randvoorwaarde dat er €6.000 ontwikkelbudget beschikbaar is. “Leeft u uit.”
De presentatie die geen presentatie is
Na het brainstormuur laten de Rooftoptigers zien dat ook een presentatie geven bottom up georganiseerd kan worden. Zij hebben een presentatie voorbereid met 102 slides en vier websites. Vervolgens stelt de charismatische Sara Dandois: “Het is jullie dag. Jullie bepalen wat er gebeurt.” Even blijft het stil. Dit is niemand gewend. Maar al snel vliegen de vragen haar om de oren. In een bijzonder samenhangende willekeurigheid vertelt Sara over tal van (niet) geslaagde participatieve projecten, terwijl haar twee collega’s, Inge Kerfs en Carl Capelle, druk bezig zijn om tussen 102 slides en vier tabbladen de juiste afbeeldingen en video’s bij haar verhaal te zoeken. Een prachtige participatieve werkwijze, die eens te meer het succes van hun aanpak illustreert. Ze laten zien dat participatieve kunst begint bij het creëren van samenhang; zowel in groep als in proces. Een waardevolle les voor een ieder die iets wil met community art.
Toegift: vier concrete voorstellen en een beschikbaar budget
Aan het einde van de bijeenkomst volgen de presentaties van de vier groepen. Vier uiteenlopende voorbeelden die perfect voldoen aan de (voor)waarden die wij zelf hebben gedefinieerd. Vier ideeën die zomaar gerealiseerd zouden kunnen worden. Want Boris Brink sluit de dag af met een mooi bericht: €6.000 ontwikkelbudget is daadwerkelijk beschikbaar voor een initiatief in Noord-Nederland! Het samenwerkingsverband We The North wil hier graag in investeren en is bereikbaar voor serieuze aanmeldingen. Dus, in de geest van community art: doe mee! Want uiteindelijk werkt community art alleen als we met z’n allen participeren in Noord-Nederland.